Verantwoord Bestuur bij uitdagende projecten

Op 8 maart 2019 organiseerde de VB Noord een studiemiddag met als thema: Verantwoord Bestuur bij uitdagende projecten. Bestuurders nemen stevige beslissingen over grote projecten, soms verleid door een wenkend perspectief dat in een businesscase wordt geschetst zoals bij de thematische 3d bioscoop in Groningen (het Infoversum, tegenwoordig DOT). Soms ook gedwongen door de noodzaak van een toonaangevende functie voor een stad zoals de herontwikkeling van de centrum in Emmen (Atalanta) waarvan de verhuizing en transformatie van het dierenpark (Wildlands) uitmaakten. Als bestuurder kun je er niet omheen, maar hoe bereid je als ambtenaar jouw bestuurder op een dergelijke beslissing voor? Wat is de rol van de raad bij het nemen van dergelijke beslissingen? Bestuurders staan voor de vraag: wanneer laat je je overtuigen door de kans, zonder het zicht op het risico te verliezen?

Wethouder Bram Harmsma (gemeente Steenwijkerland) deelde zijn ervaringen rond een aantal grote projecten met ons. Wil je vanuit een visie werken of laat je die visie tijdens het project ontstaan? Hoe vaster je visie, hoe moeilijker het is om flexibel te kunnen reageren op kansen en bedreigingen die zich voordoen. Je wilt niet zozeer een stevige inhoudelijke visie, als wel een goed doordachte afweging van belangen. Als de omstandigheden veranderen kun je terugvallen op een heldere afweging.

Sandra Jacobs (Universiteit van Amsterdam) gaf een inkijkje in hoe ons brein reageert op boodschappen en beelden van buiten. Frames worden veel ingezet bij beleid en projecten om problemen en hun oorzaken te definiëren, oplossingen te suggereren of gemiste overwegingen naar voren te brengen. Metaforen die worden ingezet helpen je soms, maar kunnen de argumentatie voor beleid ook bemoeilijken. Het heeft altijd invloed op hoe je naar een vraagstuk kijkt, wees je dus bewust van het gebruikte frame en zoek de overweging achter het gebruik van dit frame: wat laat het vooral zien en wat laat het weg?

Maarten Hoekstra (onderzoeker bij de onderzoeksgroep Excellent Ondernemen van NHL Stenden Hogeschool) heeft talloze business cases onderzocht. Hij presenteert de basisvereisten voor een goede businesscase en geeft een aantal tips voor het beoordelen van een goede businesscase. Een aantal belangrijke lessen: spontane kansen zijn erg zeldzaam, te veel nadruk daarop zou je alert moeten maken. Daarnaast moet er een alarm gaan rinkelen als er een erg stevig frame gekozen is, laat dat je niet weerhouden van het onderzoeken van de cijfers achter het beeld.

In de workshopronde zijn de deelnemers in groepen aan de slag gegaan met het concreet toetsen van een businesscase aan de hand van een checklist die door Remco te Winkel (OSP ProjectOffice) en Maarten Hoekstra is gepresenteerd: waar kun je op letten om de echte succes- en faalfactoren in beeld te krijgen? En welke vragen stel je daar dan bij? Martijn Leijten (TU Delft) drukte de deelnemers met de neus op de feiten: bij grote projecten zijn simpelweg te veel onzekerheden om van te voren alle risico’s te beheersen. De vraag is hoe je omgaat met dit onzekerheidsgat en de ervaring leert dat bestuurders en managers daar verschillend mee omgaan. Een concrete tip is om helder in beeld te hebben welk soort risico speelt en of dat actor gerelateerd is. Daarnaast is het goed om altijd te werken met marges en helder te communiceren over de risico’s en afhankelijkheden.

  • Aan het einde van de dag formuleren de deelnemers samen wijze lessen voor verantwoord bestuur:
  • Kies een heldere positie maar wees altijd bereid om je scope en ambitie bij te stellen
  • Wees voorzichtig met metaforen en framing
  • Focus op de uitvoering, let daarbij op dynamiek, variabiliteit en de daarbij passende informatie
  • Zorg voor een projectorganisatie met diverse actoren, organiseer tegenspraak en formuleer waarden expliciet
  • Denk niet in grote plannen, maar in overzichtelijke tussenstappen met go/no go/adapt mogelijkheden
  • Denk in marges, niet in concrete doelen
  • Communiceer over risico’s en onzekerheden
  • Leg van te voren vast of en hoe je jezelf uit een project kunt terugtrekken
  • Hou altijd vast: waarom doen we dit?

De Nieuwe Omgevingswet: afwegen in ruimte

Op vrijdag 3 november 2017 vond de studiemiddag ‘De Nieuwe Omgevingswet’ van VB Noord plaats in het Stadskantoor in Leeuwarden. Ruim 50 deelnemers waren hierbij aanwezig en zijn tijdens deze middag interactief met elkaar in gesprek gegaan over de Omgevingswet in de breedte.

De middag werd geleid door Co Verdaas, oud-staatssecretaris en adviseur bij Overmorgen. Hij leidde de middag in met een betoog waarin hij stelde dat de echte betekenis van de Omgevingswet zich richt op de vraag hoe er gestuurd moet worden op de juiste verhouding tussen overheid en burger zonder de tientallen wetten die nu van toepassing zijn op de leefomgeving. De Omgevingswet moet daarbij de oplossing zijn voor problemen die nu al spelen, maar die niet of nauwelijks door de huidige wetgeving opgelost kunnen worden. Er komen minder regels, waardoor er meer verwacht zal worden van kaderstelling door de raad, die daarvoor instrumenten krijgt als de omgevingsvisie en het omgevingsplan. Hoewel de inwoners meer ruimte krijgen en er minder vastgelegd zal zijn, betekent dit niet dat er geen ruimte meer is voor de raad. De tip van Verdaas is om de ambities algemener te formuleren in het omgevingsplan en dan in het programma een aantal kaders vast te leggen. In het experimenteren zullen we een stukje onzekerheid moeten accepteren, wat kansen biedt voor maatwerk.

Na Co Verdaas kwam Albert Smit, PvdA-wethouder in Assen, op het podium naar voren. Zijn verhaal besloeg de bestuurlijke afwegingsruimte in Assen, waarbij hij een voorbeeld waarbij deze afwegingsruimte belangrijk was, prominent benoemde: de FlorijnAs in Assen. De toename van verkeer in en rondom Assen is aanleiding geweest voor dit project. De FlorijnAs loopt van noord naar zuid in de stad en is volgens de uitgangspunten van de Crisis- en Herstelwet (dus de Omgevingswet) ontwikkeld. Volgens Smit is het doel van de Omgevingswet de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht te vergroten. De vraag is alleen hoe groot deze moet worden. Bestuurlijke afwegingsruimte kan volgens Smit niet zomaar tot bestuursmaatstaf genomen worden. Wie worden betrokken bij de keuzes? Dat is een vraag die voor iedere opgave opnieuw beantwoord moet worden.

Fleur Gräper, D66-gedupteerde in de provincie Groningen, sprak in haar lezing ‘Gronings maatwerk’, over de grote opgaven en grote veranderingen waar de provincie voor staat. Gräper stelde dat de overheid in het omgevingsrecht integraal moet opereren, veel opgaven waar Groningen voor staat hebben raakvlakken met verschillende beleidsvelden. Daarbij zijn een verscheidenheid aan partners nodig om tot succesvolle oplossingen te komen. Over vijf jaar gaat de provincie Groningen terug naar 6 tot 8 gemeenten, de belangrijkste vraag voor het (lokale) openbaar bestuur zal dan zijn wat de kerntaak is van de gemeente en provincie. Ook Gräper kwam met een concreet voorbeeld uit de eigen regio: de Structuurvisie Eemsdelta. Het afwegingskader dat al bestond was te ingewikkeld om te gebruiken. Daarom werd voor een andere aanpak gekozen om tot besluiten te komen; niets doen was een negatieve en onwenselijke keuze. Gekozen werd voor een dynamisch proces, waarin de lokale overheid als vertaler zou fungeren van alle verschillende belangen. Alle betrokken partijen streefden naar maximale realisatie van belangen, maar wisten tegelijkertijd dat dit onrealiseerbaar zou zijn. Een 10 voor iedere betrokken stakeholder was onmogelijk, de provincie heeft in plaats daarvan gekeken naar wat er nodig zou zijn om tot een gezamenlijk ‘8’ te komen. Konden de betrokken stakeholders daar mee leven? Dat is en blijft een moeilijke vraag die veel aandacht behoeft, maar wat essentieel bleek te zijn, was de beschikking te hebben over accurate data. Daarin investeren lijkt een noodzakelijke voorwaarde voor het succesvol kunnen gebruiken van de afwegingsruimte.

Na Fleur Gräper nam Aart Jan Klijnjan (Kadaster) het woord over, die juist aan de kant van informatie actief is. Het Kadaster heeft berekend dat er maar liefst 60.000 bestemmingsplannen zijn. Al die informatie zal anders geordend moeten worden en ontsloten moeten worden om het inzicht te bieden dat inwoners en overheden nodig hebben. De aanpak die het Kadaster daarbij kiest is om te werken vanuit overleg door bronhouders en afnemers. Zo lukt het om de juiste data op de juiste manier toegankelijk te maken voor de afnemers.

Tenslotte sprak Margreet de Graaf, directeur Publieke Gezondheid van Veiligheidsregio Friesland. Zij focuste zich in haar verhaal vooral op de positie van de gezondheid in de Omgevingswet. Zij pleit ervoor ook dit perspectief mee te nemen in de afwegingen rond de omgevingswet, waarbij de veiligheidsregio allerlei data heeft die weer kan helpen bij het maken van integrale afwegingen. Door de afweging te verbreden kom je tot creatieve oplossingen ook op andere terreinen.

Het was een interessante en leerzame middag, waarbij we op twee knelpunten steeds weer terugkwamen:

– hoe betrek je de burger bij complexe afwegingen?

– hoe zorg je voor kwalitatief goede informatie als basis voor je afweging?

Nieuwe democratie: op zoek naar legitimiteit

Op vrijdag 24 maart in het Provinciehuis te Drenthe organiseerde de VB Noord een studiemiddag onder het thema: Nieuwe democratie: op zoek naar legitimiteit. We maken ons zorgen over de democratie. De politiek lijkt steeds verder af te staan van de burgers. Er ontstaat een tweedeling in de samenleving en tegenstellingen worden steeds scherper. Ondertussen zien raden en staten dat de legitimiteit van politiek en bestuur onder druk komt te staan. Vanuit alle hoeken en gaten komen adviezen die pleiten voor aanvullende vormen van democratie, die ervoor moeten zorgen dat burgers zich weer gehoord voelen. De vraag hierbij is: wat betekent dit voor de legitimiteit? Wordt deze sterker voor iedereen of geldt dit alleen voor de groep burgers die actief participeert? En welke effecten heft dit op de rol van de betrokken raden en staten?

Als eerste spreker verkende Henk van der Kolk (Universiteit Twente) de veronderstelde kloof tussen overheid en burger. We leerden dat dat eigenlijk niets nieuws is, dat we die kloof al benoemen zolang we een democratie zijn. Dat terwijl we onverminderd hoog in allerlei lijsten staan (weinig corruptie, hoge participatie). Toch is er wel degelijk iets aan de hand: inwoners zijn tevreden over de democratie, maar steeds minder tevreden over de regering. Politici benoemen dat als wantrouwen in het systeem, maar het lijkt vooral wantrouwen in politici te zijn, en dan vooral bij de groep die het laagst opgeleid is en het minst participeert. Participatie wordt als oplossing gezien, maar bereikt juist niet die groep mensen die het gebrek aan vertrouwen hebben. Wellicht ligt de oplossing meer in het sterker politiseren van allerlei keuzes en besluiten. Zo werken we meer aan het daadwerkelijke probleem.

Saskia Duursma van CMO STAMM nam ons mee in de grote variatie aan participatiemogelijkheden. Inwoners maken steeds vaker duidelijk dat ze mee willen doen in het denken over beleid en het helpen uitvoeren van beleid. Maar dat levert soms wel een scheef beeld op: de groep die meedoet is beperkt en een aanzienlijk deelt heeft wil daar niet aan meedoen. De ervaring is dat 30% graag wil, 20% niet wil en 50% zich afzijdig houdt. De strategie zou zich moeten richten op die groep om hen te activeren tot eigenaarschap en verantwoordelijkheid voor de leefomgeving. Daarbij zijn tal van vormen denkbaar. Dat heeft impact op de rol van de raad, die zal steeds meer verbinder tussen de verschillende groepen inwoners moeten zijn en steeds minder alleen als vertegenwoordiger.

Annemarie Kok (auteur van het in februari verschenen RUG-essay Binding genoeg. De stad en het geheim van aangenaam samenleven) belichtte de kloof vanuit ander perspectief. Maakt iedereen zich wel zorgen, of zijn veel mensen best heel tevreden en blij met het gekozen bestuur? Als kiezers te dicht bij gekozenen komen te staan, ontstaan koortsachtig bestuur gericht op de korte termijn. Afstand is dan heel gezond. De term kloof veronderstelt dat er een soort leegte is, maar tussen overheid en inwoner staan allerlei andere organisaties en verbanden. Een beetje meer respect voor professioneel bestuur zou de maatschappij dienen.

In drie workshops werden verschillende participatie initiatieven verkend. Frank Brander en Liesbeth van de Wetering lieten zien op welke wijze de Gemeente Groningen zoekt naar een nieuwe verhouding tussen overheid en inwoner. Een heel aantal verschillende instrumenten is ingezet, om in iedere wijk een optimale aansluiting te krijgen (wijkraad, burgerbegroting, burgertop). Voorwaarde is de juiste informatie op het juiste niveau, wat ook inhoudt dat de organisatie steeds meer gebiedsgericht gaat werken.

Mijke Boedeltje (Griffie Provincie Drenthe) presenteerde hoe het Drents Parlement de afstand tot inwoners probeert te overbruggen door in haar communicatie zo goed mogelijk aan te sluiten bij de verschillende burgerschapsstijlen. Er is in beeld gebracht welke stijlen dominant zijn in welke gebieden en op die stijlen wordt de communicatie ingericht. Zo is er een meer persoonlijke strategie voor structuurzoekers, worden pragmatici via facebook bereikt en wordt voor de plichtsgetrouwe inwoners een website ingericht.

In een derde workshop vertelden Johan van Apperloo, Jan Hendrik Jansen en Pieter de Haan over hun ervaringen met de Friese Dorpentop op 5 november 2016. Op die dag is aan de hand van de G1000 werkwijze in beeld gebracht met welke thema’s de dorpen aan de slag willen om de leefbaarheid te bevorderen. Er is een drietal opvolgbijeenkomsten georganiseerd, waarin verschillende werkgroepen de resultaten van de dag uitwerken.

Aan het einde van de middag was er gelegenheid om met de sprekers te debatteren over nieuwe democratie. De dag bood verrassende en prikkelende inzichten. Het debat focuste zich vooral op de vraag: wat is het doel van participatie? En is participatie noodzakelijk om de democratie goed te laten functioneren? Een inspirerende middag, die uitnodigde tot verder nadenken.

Verwarde mensen op straat: wat te doen?

Op vrijdag 4 november organiseerde de VB Noord het congres ‘Verwarde mensen op straat: wat te doen?’ in de Kanselarij te Leeuwarden. Het centrale thema van deze bijeenkomst was hoe er vanuit verschillende betrokken organisaties (gemeenten, veiligheidshuis, GGZ en de rechtspraak) tegen deze problematiek wordt aangekeken en hoe met deze mensen om wordt gegaan. Wat te doen met deze doelgroep die moeilijk in cijfers te vangen is en vaak te maken heeft met ernstige, meervoudige problematiek die (met enige regelmaat) een risico vormen voor zichzelf en zijn of haar omgeving?

Andries Ekhart, wethouder van de gemeente Leeuwarden, sprak over de opgave waarvoor het lokale bestuur staat met betrekking tot personen met verward gedrag. In zijn presentatie zoomde hij in op de vermoedelijke oorzaken van de toename van de omvang van de doelgroep, zoals de afbouw van hoeveelheid behandelplekken, het afbouwbeleid van intramurale zorg en de groep ‘zorgmijders’. Daarnaast behandelde hij de vier categorieën van personen met verward gedrag en de sluitende aanpak die de gemeente Leeuwaarden hanteert en besprak hij de betrokken spelers in het zorgdomein en veiligheidsdomein. Als laatste ging hij in op landelijke initiatieven (verdiepingsregio’s, schakelteam) die momenteel aan de gang zijn en ontwikkelingen (G32/G4/VNG position paper) die plaatsvinden.

Wouter Teer, directeur van GGZ Fryslân, sprak over de vraag of de samenleving in staat is om de problematiek van mensen met verward gedrag kan dragen. Teer is ervan overtuigd dat de samenleving dit kan (sterker nog, zij heeft de plicht dit te doen) en maakte dit duidelijk door een vergelijking te trekken tussen het aantal mensen met verward gedrag en cijfers over het aantal misdrijven (inbraak, burn outs, suicides), die in sommige gevallen een zwaardere belasting op de maatschappij leggen maar tegelijkertijd ook ‘gewoon’ gedragen worden door de maatschappij. Hij stelde dat zowel personen met verward gedrag en misdrijven in het algemeen een grote inspanning van de samenleving vereisen maar dat er, in tegenstelling personen met verward gedrag, niet of nauwelijks over het kunnen dragen en incasseren van misdrijven gesproken wordt. Hij sloot af met de constatering dat mensen met verward gedrag onderdeel van de samenleving zijn en de Grondwet er voor iedere burger is, dus ook voor personen met verward gedrag.

Rob Keurentjes, rechter in Groningen, ging in op de juridische kant van de de problematiek met personen met verward gedrag.  De rechter heeft volgens hem niet zo veel dilemma’s, de regels zijn namelijk behoorlijk helder. Een in-bewaringstelling mag niet zomaar worden opgelegd, alleen als iemand echt niet in staat is om zelf keuzes te maken. Bij de groep waar het vandaag over gaat betreft het vaak mensen met een verslaving of persoonlijkheidsstoornis, die een groot deel van de tijd wel in staat zijn zelf keuzes te maken. In het verleden is bepaald dat gedrag dat voortvloeit uit een verslaving of stoornis voor eigen rekening en risico komt van de betrokkene. Dit vanuit het idee dat het gedrag niet ongestraft kan blijven. Natuurlijk moeten we dit scherp in de gaten houden en regelmatig de cases bespreken, maar dan vooral gericht op het leggen van de grens: wanneer is iemand een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving en kan hij/zij daar wel of niet zelfstandige keuzes in maken?

Na de lezingen was er ruimte voor een tweetal workshops. De ene workshop werd door Marjan Houkes, procesregisseur van het Veiligheidshuis Fryslân, gegeven en zij legde in haar workshop uit hoe het Veiligheidshuis werkt, met welke soort ernstige problematiek zij te maken hebben en legde de nadruk op het door het Veiligheidshuis ontwikkelde ‘Veiligheidshandboek’. In dit brede handboek is informatie te vinden over onder andere ontwikkelingen, routes, interventies en een leidraad voor een persoonsgerichte aanpak om maat. Dit handboek kan via de website van Veiligheidshuis Fryslân geraadpleegd worden. Vanuit de deelnemers werd er positief en met veel interesse gereageerd op het bestaan en de inhoud van dit handboek. Naast het handboek werd er ook uitgebreid ingegaan op het bestaan en de functie van het Doorbraakteam, dat op gezag van de driehoek ingezet kan worden en over doorzettingsmacht, en daardoor over slagkracht, beschikt. Bijzonder complexe en veelomvattende casuïstiek kan daardoor van een oplossing worden voorzien.

De andere workshop van de studiemiddag werd gegeven door Nynke Boonstra, lector Zorg & Innovatie in de Psychiatrie aan de NHL Hogeschool en Martje Yntema van de GGZ. We maakten kennis met Henk en hebbemn zijn route naar hulp doorlopen. Omdat deze mensen zichzelf vaak niet zien als verslaafd of overlastgevend is het moeilijk om in een specifiek traject terecht te komen. De doelgroep bestaat voor het grootste deel uit mannen tussen de 45 en 54 jaar en worden vaak gemeld door betrokkenen. In Leeuwarden gaat het om een groep van ongeveer 2100 mensen, waarvan er 100 actief in beeld zijn, maar het is bijna onmogelijk om een goede afbakening van de groep te maken. Dit omdat de groep in verschillende databases voorkomt en zowel vanuit de lokale gemeente, de instellingen als politie/justitie in beeld kan komen. Hulp wordt bemoeilijkt doordat het vaak niet gewenst is door de betrokkene, maar ook doordat er zoveel instanties betrokken zijn met eigen taakafbakeningen, dat deze groep tussen wal en schip dreigt te vallen.

De studiemiddag werd afgesloten met een presentatie van Yneke Spits, troubleshooter sociaal domein van de gemeente Leeuwarden. De deelnemers aan de studiemiddag werden geïnformeerd over de AVE-aanpak (integrale Aanpak ter Voorkoming van Escalatie bij huishoudens met een oplopende problematiek) die door de gemeente Leeuwarden is ontwikkeld. Met de AVE wordt een aanpak aangereikt om binnen de gemeente duidelijke afspraken te maken over rol en verantwoordelijkheden en het op- en afschalen van een casus met als doel  een samenhangende aanpak te bereiken zodat voorkomen wordt dat in een gezin of huishouden zaken uit de hand lopen.

 

Overzicht van relevante websites en rapporten:

Websites:

Rapporten:

Besturen in Onzekerheid

Op vrijdag 1 april organiseerde de VB Noord een bijeenkomst over Besturen in Onzekerheid. Centraal thema was hoe je als bestuur en organisatie om kunt gaan met vraagstukken als de gaswinning in Groningen, de ondergrondse opslag van gas in Drenthe en de zoutwinning in Friesland. Wat doe je als bestuur als niet voorziene of verkeerd ingeschatte risico’s ineens manifest worden?

De Nationaal Coördinator, Hans Alders, vertelde ons over de aanpak van de schade als gevolg van de aardbevingen in Groningen. Nu is dat meteen al problematisch, want wat is schade als gevolg van de aardbevingen? Natuurlijk is er zichtbare schade, maar ook onzichtbare schade aan constructies en funderingen, waarvan niet altijd duidelijk is hoelang de schade al aanwezig is, en wat te denken van alle sociale problematiek als gevolg van de bevingen? Zowel vanuit het private als het publieke domein was er behoefte aan coördinatie, ook omdat er niemand voorbereid was op deze situatie. Wachten op nieuwe regels duurt te lang, daarom kiest de  Nationaal Coördinator voor praktische oplossingen, waarbij de koers is dat niet alleen schade wordt gecompenseerd, maar dat wordt ingezet op integrale en duurzame aanpak van de gebieden.

Ruud Vreeman bood ons een inkijkje in de afwegingen die een bestuurder rond dit soort vraagstukken moet maken. Besturen doe je altijd in onzekerheid, de expert voor het vraagstuk, is immers op straat te vinden en niet op de bestuurszetel. Besturen is dan ook voortdurend kiezen in dilemma’s, waarbij in een situatie als de aardbevingen, de mogelijke persoonlijke schade een belangrijke katalysator is. Je kunt in deze dilemma’s risico’s zoveel mogelijk vermijden, maar dat kan een bestuur ook vleugellam maken. Daarom is het wijzer om te zorgen dat je preventie op orde is, transparant te zijn over je afwegingen, maar op basis van intuïtie te beslissen, vertrouwend op de experts.

Hoogleraar Pieter van Gelder vertelde over hoe experts omgaan met risico’s. Kennis en inzicht kan bestuurders helpen de onzekerheden te reduceren of ze beredeneerd te accepteren. Hij pleit ervoor om de onzekerheid te kwantificeren, hoe moeilijk dat soms ook is, als tegenwicht tegen besturen op basis van onderbuik gevoelens. Maar neem dan ook alle factoren mee, zowel onzekerheden in de natuur, de techniek, de mens als de economie, en onderzoek welke onzekerheden gereduceerd kunnen worden.

Na de lezingen was er ruimte voor twee workshops. In de workshop van Frank de Vries verkenden de deelnemers de politiek bestuurlijke verhoudingen met elkaar in situaties met grote onzekerheid. Wat deel je met wie en hoe richt je dat proces in? Aan de hand van een aantal stellingen ging de groep met elkaar in discussie. Het absolute belang van openbaarheid van informatie aan gemeenteraad en achterban, werd door middel van een aantal fundamenten (openbaarheid: transparantie, verantwoording: controle en toezicht en bescherming: publiek en privaat) besproken. Behalve op stellingen werd er ook ingegaan op de rol en functie van de Nationaal Coördinator Groningen, waar zijn mandaat ligt en waar deze ophoudt. Belangrijk hierbij was de vraag wie waar over gaat bij dit zeer complexe en politiek gevoelige aardbevingen-vraagstuk. De workshop werd afgesloten met tips voor bestuurders hoe om te gaan met onzekerheid in de praktijk. Een ontspannen transparantie, oog voor belangen van derden en creativiteit in bestuurlijke aansturing werden hierbij door Frank de Vries aangereikt.

Esseline Schieven vertelde over de manier waarop de gemeente Groningen tewerk is gegaan rond de impact van de bevingen op de bouw van het Forum. Belangrijke tips zijn: breng een knip aan tussen inhoud en proces, de neiging bestaat om op zoek te gaan naar normen, maar bedenk eerst wat de waarde van een dergelijke norm is, hou de positie van het bestuur in beeld (als politiek aansprakelijk, verantwoordelijk voor de veiligheid, als eigenaar en als onderhandelaar) en verdeel de rollen tussen ambtenaren en bestuur: je wilt kunnen escaleren.

Kansen voor de arbeidsmarkt

Op vrijdag 17 april organiseerde VB Noord het congres ‘Kansen voor de Arbeidsmarkt’ in De Kanselarij te Leeuwarden. De arbeidsmarkt lijkt een ongrijpbaar geheel waarop meerdere overheidslagen en andere instellingen proberen greep te houden. Ronald de Jong van de gemeente Groningen gaf een overzicht van hoe er op de arbeidsmarkt wordt gestuurd. Grip houden op de arbeidsmarkt is bijna onmogelijk omdat de arbeidsmarkt heel divers, maar vooral heel complex is. De gemeente probeert hierop in te spelen door te stimuleren, te faciliteren en door inventief te zijn. Ineke Donkervoort, voorzitter van het collegebestuur van het Drenthe College vertelde over de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is zo onvoorspelbaar, dat van een echte aansluiting geen sprake kan zijn. Wel is het de taak van opleidingsinstanties om de start van jongeren op de arbeidsmarkt beter te maken en om ervoor te zorgen dat de jongeren over ’21ste eeuwse vaardigheden’  zoals netwerken beschikken. De laatste plenaire spreker was Jan Dirk Gardenier (directeur CAB Onderzoek en Advies). Hij gaf in zeer korte tijd een helder en duidelijk beeld van de arbeidsmarkt en economie in Noord-Nederland. De interessante feiten en cijfers kunnen worden nagekeken in de presentatie!

Na deze drie lezingen, was er ruimte voor drie verschillende workshops. De vraag die tijdens workshop 1 centraal stond was ‘hoe wordt er gezorgd voor minder mensen op de bank?’. Henk Klaver, directeur van Projectenbureau Drenthe, stroopte zelf zijn mouwen op en legde aan de hand van een aantal voorbeelden wat volgens hem oplossingen zijn voor dit probleem. Een eerste oplossing is dat overheid de straat op moet gaan en met werkloze burgers moet spreken. Je moet weten waar je het over hebt als je oplossingen gaat verzinnen! Daarnaast moet er meer gedeeld worden. Stel dat een opticien dezelfde taken kan doen als een oogarts, die er geen tijd voor heeft. Dan kun je als overheid op zoek naar hoe je het zo kunt organiseren dat beide partijen baat hebben bij de verschuiving van taken. Dat vereist denken buiten kaders en delen van informatie.

Tijdens workshop 2, werd het thema groen onderwijs in het MBO behandeld. Deze workshop werd geleid door Ton Stierhout, voorzitter van CvB Nordwin College. Het doel van het Nordwin College is om haar studenten te leren en inspireren om een duurzame en mooie wereld te maken. Opleidingen op het MBO worden steeds breder, zodat studenten ook als de markt verandert, nog aan het werk kunnen. Het is belangrijk om bij de arbeidskansen niet alleen naar Nederland te kijken, maar ook naar de internationale kansen op de wereld.

Het thema van workshop 3 was ‘Hoe bereik je als overheid de ondernemer?’. Onder leiding van Gerard Kremer (voorzitter MKB Noord) werd hierover gediscussieerd. Men kwam tot de conclusie dat er twee soorten MKB’ers zijn, namelijk de ondernemer en de professional met een eigen bedrijf. Het verschil kan men opmerken door vragen te stellen aan de MKB’er en door geïnteresseerd te zijn in zijn of haar bedrijf. Zo komt men erachter wat de drijfveer van de MKB’er is.  Dan ontstaat er een gesprek en kun je verder praten over hoe bijvoorbeeld mensen uit de kaartenbak in de visie van de ondernemer passen.

Sterk in Samenwerking

Op 7 november organiseerde de VB Noord een studiemiddag onder het thema: Sterk in Samenwerking. Bij het uitvoeren van taken, het gebruikmaken van een  gemeenschappelijke organisatie en op bestuurlijk terrein: iedere gemeente in Nederland werkt op minimaal 15 taakgebieden samen met andere gemeenten. Daarnaast werken gemeenten samen met allerlei maatschappelijke partners en andere bestuurslagen. We zijn sterk in samenwerking, zou je kunnen zeggen. Maar zo wordt dat vaak niet ervaren. Samenwerken zou taakuitvoering onoverzichtelijk maken, tot verlies van grip leiden en de overheid voor de burger onbegrijpelijk maken. Er wordt dan ook naarstig gezocht naar de meest adequate vormen van samenwerken en het vereenvoudigen van bestaande regelingen.

Henriette vd Heuvel besprak de motieven voor samenwerking tussen gemeenten. Ook al lijkt er veel te worden samengewerkt, gemeenten doen toch altijd nog het meeste zelf. Samenwerking wordt ingezet om kwaliteit te verbeteren, kosten te verminderen en kwetsbaarheid te verminderen. Daarbij maken gemeenten steeds de keuze tussen standaardisatie of maatwerk, verankering of flexibiliteit. Deze keuzes hebben impact op de organisatie en het niveau van dienstverlening aan de burgers. Draagvlak is in een samenwerkingstraject dan ook essentieel.

Rob de Greef nam ons daarna mee in een stappenschema voor het kiezen van de juiste vorm voor de samenwerking. Een eerste stap is het bepalen van het type taak waarop je samenwerkt (beleidsbepalend, uitvoerend, bedrijfsmatig). Daarna bekijk je hoe je gaat uitvoeren, zelfstandig, samen of door uitbesteding. Een derde stap is het kiezen van het type relatie, variërend van gezamenlijke intenties tot herindeling. Daarna kom je pas toe aan de keuze voor een vorm voor de samenwerking (netwerkstructuur, afstemming of een eigen organisatie). De vorm wordt tenslotte juridisch vastgelegd. Bij iedere vorm spelen weer andere juridische vragen. Een en ander kunt u terugvinden in de presentatie.

Chantal Buchinhoren en Jacqueline van den Ban (Bureau Drechtsteden) vertelden als laatste plenaire lezing hun ervaringen met de samenwerking in Drechtsteden. Doordat er een duidelijke gezamenlijke opgave lag, was het niet moeilijk om draagvlak en urgentie te vinden om samen te gaan werken. Zodra zich een vraagpunt voordoet in de samenwerking wordt deze geanalyseerd vanuit de ambities (niet zozeer de belangen), vertrouwen en governance. Dilemma’s die steeds weer terugkomen zijn: draagvlak versus draagkracht, regionaal versus lokaal, autonomie versus complexiteit

In de workshops stonden het proces van samenwerking, informatie in de samenwerking en grip op de samenwerking centraal. Henriëtte van de Heuvel verkenden met de deelnemers de 7 stappen in een succesvol samenwerkingsproces. In een tweede workshop stond de informatiehuishouding bij samenwerking centraal (Verheul-Haan). Door de toenemende digitalisering is het onvermijdelijk dat de informatie die nodig is voor de uitvoering van taken als vroeg in het samenwerkingsproces wordt afgestemd, om te voorkomen dat men achteraf voor hoge uitgaven staat in het aanschaffen of ontwikkeling van nieuwe systemen. De laatste workshop was specifiek gericht op de rol van raadsleden in een samenwerking (John Smits van Arena Consulting). Tips die hij de raadsleden meegaf waren onder meer: focus op een beperkt aantal kerntaken, stuur bewust (zie je meer als opdrachtgever of als eigenaar?), let op de informatiestroom en kies je momenten bewust, stel de juiste vraag in de juiste fase van het beleidsproces.

Overheidsorganisaties: van 2.0 naar 3.0?

Verslag VB Noord studiemiddag te Emmen op 9 mei 2014

Er is niet aan te ontkomen: de overheid verandert. Participatiesamenleving, schaalvergroting, netwerkoverheid, overheid 3.0, transities in het sociaal- en veiligheidsdomein: er ontstaat een andere overheid. Maar hoe anders is dat dan? Wat is de impact van al deze ontwikkelingen op de  dagelijkse praktijk in de overheidsorganisatie? Verandert de overheid van een participatieve staat (2.0) in een netwerkpartner (3.0)? Op de studiemiddag stond centraal hoe overheden in de praktijk vormgeven aan deze nieuwe rol en welke dilemma’s zich daarbij voordoen.

Albertjan Tollenaar begint met de vraag waar we de burger nu eigenlijk bij willen betrekken. En hoe? De keukentafel lijkt geschikt, maar als er ineens regels en aansprakelijkheden om de hoek komen kijken, is het dan nog wel het geschikte instrument? Hij signaleert drie tegenstellingen: gaat het bij participatie om beleidsverrijking of om bezuiniging? Bestuurt de buurt of regeert de dorpspolitiek? Is de overheid afzijdig of toch nog steeds eindverantwoordelijk? René Monnikhof verkent met ons de wijze waarop de Provincie Fryslân werkt aan eigentijds beleidsvorming. Daarbij maakt hij de analogie van het koken. Je krijgt als burger of instelling de ingredienten….maar wat je ermee gaat doen, en hoe je dat gaat doen, dat is aan jezelf. Dit houdt wel in dat je als overheid moet durven loslaten en je moet aanpassen aan het tempo van de maatschappij. De rol van de overheid wordt dan ook anders….de pyromaan die het vuur in de maatschappij ontsteekt, of de makelaar die vraag en aanbod beter koppelt. Marco Florijn vertelt over de omslag die hij in de organisatie van de gemeente Rotterdam heeft willen realiseren. De omslag was om gericht op de doelgroep af te stappen, met goede sociaal werkers, in de omgeving van de doelgroep. Het proces en de organisatie is ingericht op de leefwereld van de burger. Dat kan alleen als je harde en heldere  keuzes durft maken en geen onnodige bureaucratie organiseert, en dan dus ook af en toe een misser accepteert. De politiek gaat dan wel een steeds kleinere rol spelen.

Dit wordt ook zichtbaar in de workshops. Amaryllis (presentatie Marloes Schreur), de werkwijze van de gemeente Leeuwarden in sociale teams leidt er ook toe dat de wijk die dat wil, steeds meer kan organiseren, zelfs zo dat politieke keuzes niet meer in de politiek worden gemaakt. Stel een wijk organiseert zijn eigen vervoer….wat vindt een taxibedrijf of de busmaatschappij daarvan? Het is dus zaak om het proces goed te begeleiden….wat wil de wijk, welke belangen zijn er en zijn ze allemaal meegenomen? Het kennen van zowel de wijk als de politiek is noodzakelijk om de sociale teams goed te laten functioneren, zeker als ook onderwerpen als leefbaarheid door sociale teams worden opgepakt.

In de workshop Emmen Revisited (presentatie Simon Henk Luimstra werd duidelijk dat participatieve vormen niet zomaar vast te leggen zijn. In de beginfase was de werkwijze in de wijken te kenmerken als een straattheater, waarbij de spelers bij elkaar gezet werden, maar duidelijk een eigen rol speelden. Op den duur wringt dan de verhouding met de politiek en de organisatie. Nu wil Emmen Revisited steeds meer toe naar een meespeeltheater……vooraf geen vaste doelen en de spelers echt inbreng laten hebben. Dat vergt wel wat van de organisatie.

In de workshop Anders Groeien (Liesbeth Engelsman en Ron Bethlehem) werd het model van de keukentafel, of de meepraathoek, toegepast op de ontwikkeling van de omgevingsvisie. Daarbij zou er ook voor de bewoners en belangen relevante informatie moeten zijn, veelal kwalitatieve informatie. Daarvoor heeft de Provincie informatie geordend op praatplaten. Zo ontstaan er andere discussie en worden andere afwegingen gemaakt. Wel loopt de organisatie er tegen aan dat het moeilijk is om deze informatie en afwegingen ook daadwerkelijk mee te nemen, als het gehele beleidsproces en de control daarop nog op de traditionele wijze is ingericht.

Burgemeester: boven de politiek?

Op 8 november 2013 organiseerde VB Noord een studiemiddag over de burgemeester. Na meer dan een decennium dualisme kunnen we constateren dat de dualisering van de verhoudingen binnen het gemeentebestuur een onvoorzien effect heeft gehad op de positie van de burgemeester. Twee belangrijke ontwikkelingen zorgen er voor dat opnieuw gekeken wordt naar de positie van de burgemeester. In de eerste plaats hebben zich de laatste jaren relatief veel burgemeesterscrises voorgedaan. De burgemeester zou bestuurlijke rust moeten brengen en boven de partijen moeten staan. Maar dat is moeilijker nu hij meer afhankelijk is geworden van de gemeenteraad. Een tweede ontwikkeling waardoor we anders naar de burgemeester zijn gaan kijken is de vergroting van zijn rol in het veiligheidsdomein. De burgemeester kan met een beroep op de openbare orde allerlei ingrijpende maatregelen nemen in de openbare ruimte, maar ook achter de voordeur. De burgemeester is daarmee een zichtbare functionaris geworden met een stevige portefeuille en een politieke rol.

De eerste inleider tijdens het plenaire deel, Douwe Jan Elzinga, hoogleraar Staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, plaatste de burgemeester in Nederland binnen de algemene democratische verhoudingen op lokaal niveau. Nederland is een van de weinig landen met een benoemde burgemeester.  Benoeming is een goede basis voor een neutrale ambtsuitoefening (pouvoir neutre) – en dat heeft, aldus Elzinga, grote voordelen. We willen zowel een neutrale als een gekozen burgemeester, maar die twee laten zich niet combineren. Wordt de burgemeester benoemd, dan is er een goede basis voor een neutrale ambtsuitoefening. De uitbreiding van het aantal taken en bevoegdheden van de burgemeester zoals die de afgelopen jaren gestalte heeft gekregen  heeft deze neutraliteit onder druk gezet. De kanteling naar een minder neutrale burgemeester is ingezet, maar het is de vraag of die wenselijk is.

Als tweede inleider betoogde burgemeester Ferd Crone van Leeuwarden dat er eigenlijk geen sprake is van een echte benoeming door de kroon, de keuze van de raad wordt immers bijna altijd overgenomen. Feitelijk benoemt de raad, en het is ook de taak van de burgemeester om het vertrouwen van de raad vast te houden. Dit in alle verschillende rollen die de burgemeester heeft, zowel beleidsinhoudelijk, als meer politiek. Een rechtstreekse verkiezing lijkt politiek niet wenselijk, maar een verkiezing door de raad zou goed passen bij de feitelijke rol van de burgemeester. Tot slot van het plenaire deel gaf Cees Bijl van Emmen aandacht aan de veelheid van bevoegdheden van de burgemeester. Hij waarschuwde dat toenemende inhoudelijke bevoegdheden op het terrein van veiligheid niet samen gaan met een gekozen burgemeester. Veiligheid is immers wel een politiek probleem, maar geen partijpolitiek probleem.

In de workshops kwamen specifieke onderwerpen aan de orde. Sylvia te Wierik, districtschef verkende de sturingsproblematiek in de gezagsdriehoek. Door de nationale politie, is de situatie ontstaan dat 9 gemeenten vertegenwoordigd zijn in de driehoek voor 1 team. Daardoor bestuurt de gezagsdriehoek maar weinig, en worden de echte afspraken vooral bilateraal gemaakt. Een sleuteldocument kan een gezamenlijk veiligheidsplan zijn, maar dat vergt veel afstemming met zoveel gemeenten.

Tijdens de workshop over de informatiepositie van de burgemeester op het terrein van Sociale Veiligheid presenteerde Melle Schol van Pro Facto de uitkomsten van een landelijk onderzoek. Burgemeesters worden redelijk goed geïnformeerd door de politie en het Openbaar Ministerie, maar de relaties met andere informatieleveranciers, zoals woningcorporaties en welzijnsorganisaties is minder hecht. Ook de precieze afstemming met de politieorganisatie vraagt nog aandacht. De burgemeester moet daar specifiek op sturen, zodat hij naar behoefte, wat betreft frequentie en detailniveau wordt geïnformeerd. Dat is ook in elke lokale setting anders en de politieorganisatie mist soms een antenne voor die context. De aanwezige burgemeesters en medewerkers openbare orde van gemeenten ondersteunden de bevindingen en kleurden deze verder in voor hun eigen lokale situatie.

In de workshop Het nieuwe profiel van de burgemeester besprak moderator Linze Schaap in dialoog met de zaal een aantal nieuwe kenmerken die het ambt van burgemeester heden ten dage typeren. Daarbij kwam steeds ook de vraag aan de orde of die nieuwe rollen en functies aanleiding zijn om de wijze waarop een burgemeester tot het ambt wordt geroepen te veranderen. Schaap prikkelde de aanwezigen met stellingen dienaangaande, maar zijn toehoorders bleken er over het algemeen niet zo van overtuigd dat de wijze van aanstellen van een burgemeester ingrijpende wijziging behoefde.

Interbestuurlijk toezicht 2.0

Op 1 november organiseerde de VB Noord in het Provinciehuis van de provincie Groningen een studiemiddag over Interbestuurlijk Toezicht 2.0. Tijdens de bijeenkomst is aan de hand van een aantal inleidingen de kansen en spanningen in het nieuwe stelsel van toezicht op de gemeenten verkend.

Het wetgevingsproject “Revitalisering generiek toezicht” heeft ten doel specifiek interbestuurlijk toezicht op afzonderlijke beleidsterreinen zoveel mogelijk terug te dringen. Het toezicht van de ene overheid op de andere wordt beperkt tot een algemene bevoegdheid om in te grijpen indien de lagere overheid in gebreke blijft. Een tweede vereiste dat aan het gerevitaliseerde generieke toezicht wordt gesteld is, dat de bevoegdheid tot uitoefening van interbestuurlijk toezicht altijd dient te berusten bij het naast hogere bestuursniveau. In concreto betekent dit, dat het toezicht op gemeentebesturen steeds de verantwoordelijkheid is van gedeputeerde staten, en dat het rijk uitsluitend interbestuurlijk toezicht op de provinciale besturen uitoefent. De provinciale besturen maken zich op om de nieuwe toezichtstaak op zich te nemen. Die taak betekent vooral: informatie verwerven over het functioneren van de gemeentebesturen. Maar wat voor informatie? En hoe komt het provinciaal bestuur aan de gewenste informatie? In de memorie van toelichting staat dat de provincie zich in de toezichtstaak moet kunnen baseren op de informatie die het college van B&W aan de gemeenteraad stuurt. De provincies geven zelf ook aan gebruik te willen maken van de informatie waarmee de gemeenteraad stuurt. De vraag is of dit ook de verhouding tussen college en raad in de gemeenten gaat wijzigingen. Moet de gemeenteraad de door hem gestelde kaders ineens moet gaan controleren in het licht van de wensen van de provincie?

Rob de Greef (VU) gaf in een eerste lezing aan op welke wijze het nieuwe toezicht wettelijk is ingericht. Het nieuwe stelsel geeft meer bevoegdheden aan Gedeputeerde Staten. Zo kan GS bijvoorbeeld een besluit verstrekking systematische toezichtinformatie nemen, dat aan de gemeente een informatieplicht oplegt, om haar toezichttaken goed te kunnen uitvoeren. Voor de gemeenten is er rechtsbescherming tegen willekeurig ingrijpen. De mate van bescherming hangt af van het soort ingrijpen dat de GS doet (vernietiging of in de plaats treding).

Heinrich Winter (RuG) gaf een kritische bespreking van de totstandkoming van de revitalisering. Het idee was de toezichtlast voor gemeenten te beperken, maar was die toezichtlast er wel? Zo zijn er maar 25 besluiten vernietigd in de afgelopen 20 jaar. En is het generieke toezicht dat voor het specifieke toezicht in de plaats komt wel echt een verbetering? Hij ziet drie mogelijke scenario’s voor zich: er gebeurt niets, er ontstaat een auditexplosie of op termijn maakt het specifieke toezicht een come-back.

Max van den Berg (CdK Groningen) plaatste het interbestuurlijk toezicht in het breder kader van de terugtred van de overheid, ten gunste van grotere ruimte voor maatschappelijke initiatieven. Daarbij benadrukte hij dat de overheid niet voor niets wel de macht heeft om eigenstandig in te kunnen grijpen, ten behoeve van diezelfde maatschappij. De gemeenteraad is een eerste toezichthouder en er wordt ook veel van de raden verwacht. Zij hebben eenzelfde rol, maar er wordt een nieuwe houding gevraagd. Lukt het de gemeenteraden niet deze nieuwe houding aan te nemen, dan zal de provincie meer gaan sturen op de informatievoorziening.

Na de plenaire lezingen waren er twee workshops, waarin de pilots van de provincie Friesland in Achtkarspelen en van de provincie Groningen in Hoogezand-Sappemeer centraal stonden.

De provincie Friesland kiest sterk voor een opbouw van het interbestuurlijk toezicht op basis van het model van het financieel toezicht. Daarbij is de visie dat toezicht al in de kaderstellende rol van de raad zit. De provincie heeft samen met de medewerkers op een beleidsterrein waarop wettelijk toezicht is indicatoren ontwikkeld waarop wordt gemeten en gescoord. Deze scores worden besproken met de provincie en die wil de resultaten en aandachtspunten ook terugzien in de risicoparagraaf of in de begroting voor het komende jaar. Vanuit Achtkarspelen is de ervaring dat de exercitie heeft geleid tot een helder overzicht van taakvervulling en taalverwaarlozing, waardoor ook tijdig kan worden ingegrepen.

De provincie Groningen ontwikkelt in samenwerking met medewerkers van de gemeente Hoogezand-Sappemeer een model voor interbestuurlijk toezicht waarin aan de hand van een risicoanalyse wordt bepaald wat de minimale kwaliteit is van de uitvoering op een bepaald terrein. De afspraken die op basis daarvan totstandkomen worden vastgelegd, waarbij ook wordt verwacht dat de gemeenteraad zich daaraan committeert. Het provinciale toezicht wordt op die manier voorspelbaar en transparant. Voor de provincie is van belang dat die afspraken door alle gemeenten in de provincie worden onderschreven. Lukt dat niet, of wenst een bepaalde raad een afwijking daarvan dan overweegt de provincie met een verordening te komen waarin als het ware van bovenaf wordt bepaald welke informatie de provincie wenst te krijgen over de gemeentelijke taakuitvoering.

Presentaties:

Rob de Greef

Max van den Berg

Heinrich Winter http://prezi.com/vzuoemlj44kw/waar-blijft-het-interbestuurlijk-toezicht/

Pilot Hoogezand Sappemeer

–          Ineke de Jonge/Harry Coerts, provincie Groningen

Pilot Achtkarspelen

Oeds Holthuis/gemeente Achtkarspelen

Henk Kemper, provincie Fryslan