Bezinnen op bezuinigen

Op 30 september 2010 organiseerde VB Noord de bijeenkomst: Bezinnen op Bezuinigen,  in het Abe Lenstra stadion.

Programma Bezinnen op Bezuinigen

De Nederlandse overheid staat voor de grootste bezuinigingsopdracht sinds de Tweede Wereldoorlog. De wereldwijde financiële crisis heeft diepe sporen nagelaten. Ook lokale overheden moeten bezuinigingen realiseren van een omvang die zij nog niet eerder hebben meegemaakt. De studiemiddag had tot doel een aantal best practices van de aanpak van de bezuinigingsopdracht te delen en een aantal visies op bezuinigingsbeleid te bespreken.

De eerste spreker van de middag was Frank de Grave (oud wethouder, Kamerlid en minister). Hij verhaalde over een aantal grote bezuinigingsrondes in het publieke domein. Verrassend genoegd gaan we bij bezuinigingen vaak uit van voorspellingen en toekomstverwachtingen, terwijl we niet goed in kaart brengen welke kennis we niet hebben en welke onzekerheden er nog zijn. Het is het best om aan de hand van een feitelijke catalogus aan opties heldere keuzes te maken. Hierbij dienen we afstand te nemen van de waan van de dag. Vervolgens heeft Frans van Nispen (Erasmus Universiteit Rotterdam) de historie van het bezuinigingsbeleid besproken. Vaak zien we nieuwe ideeën en voorstellen na een aantal jaren weer terugkomen onder een andere noemer. Opvallend is ook de dat situatie waar we nu voor staan, sterk lijkt op de situatie van de jaren 80, toen kozen we voor de kaasschaaf, nu vinden we dat niet voldoende. De derde spreker was Geert Boosten (Boosten Consultancy) die met ons besprak hoe het denken in scenario’s een hulp kan zijn bij het vormgeven van de bezuinigingen. Door het verleden te beoordelen, het heden te beschrijven en een toekomstbeeld te creëren kunnen we handreikingen aangeven voor hoe er nu bestuurd moet worden om dat toekomstbeeld te kunnen realiseren.

In het tweede deel van het programma heeft de VB Noord drie voorbeeld van de aanpak van de bezuinigingsopdracht laten zien. Stella Efdé (Wethouder gemeente Wageningen) liet zien hoe in Wageningen de burgers zijn ingeschakeld bij het nadenken over hoe het gat in de begroting gedicht kon worden. Verrassend genoeg gaven burgers zelf aan bijvoorbeeld de parkeertarieven wel te willen verhogen. Martin Jonker (concernstaf gemeente Zaanstad) beschreef hoe in Zaanstad de gemeente is gaan denken vanuit verschillende mogelijke scenario’s voor de toekomst van de stad. Deze scenario’s zijn gekoppeld aan begrotingsthema’s. Kiest de raad voor een bepaald scenario’s, dan hoort daar ook een pakket aan investeringen bij, die voor ieder scenario weer anders uitvalt. Dit verheldert de discussie in de raad in grote mate. Gert Blekkenhorst (Lexnova) ging in op de bezuiniging op basis van een al dan niet interactief bezinningstraject op de kerntaken van een organisatie. Door helder te stellen welke taken belangrijk en onmisbaar zijn, wordt ook duidelijk waar aan de andere kant kan worden bezuinigd.

Al met al was het een leerzame studiemiddag waarop bestuurders, raadsleden, ambtenaren, wetenschappers en studenten elkaar konden ontmoeten en met elkaar in discussie gingen over de bezuinigingsproblematiek.

Jeugdzorg Dichterbij?

Op 19 mei 2011 vond de bijeenkomst: Jeugdzorg Dichterbij? van VB Noord plaats in het provinciehuis in Groningen. Tijdens de bijeenkomst stond de komende decentralisatie de jeugdzorg centraal. Waar op dit moment de provincies verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de tweedelijns jeugdzorg is het de bedoeling dat vanaf 2014 gemeenten verantwoordelijk worden voor zowel de eerstelijns als de tweedelijns jeugdzorg.

Paul Nota van het Nederlands Jeugd Instituut, gaf als aftrap een overzicht van de problematiek in de jeugdzorg. Hieruit destilleerde hij een aantal uitgangspunten dat de gemeenten kunnen hanteren bij het vormgeven van het beleid rond de jeugdzorg. Een eerste advies is te investeren in preventie. Jeugdzorg is kostbaar, voorkomen dat er een beroep op wordt gedaan altijd goedkoper. Het tweede advies dat Paul Nota gaf is: vermijd aanbesteding van de uitvoering van de jeugdzorg. Door een helder en inhoudelijk subsidieregime op te stellen kunnen gemeenten goed sturen en tegelijkertijd onderhandelingskosten besparen. Verder is het raadzaam onderwijs en zorg samen te organiseren; de experts en mensen die signaleren komen dan al op een vroeg moment met de vraag in aanraking Bij voorzieningen telt vaak: minder is meer. In plaats van een wildgroei aan projecten is het beter een aantal bewezen goed functionerende projecten te subsidiëren en die de tijd te geven hun werk goed te doen. (Presentatie Nota)

Wethouder Thea Koster (gemeente Leeuwarden) signaleerde twee centrale vragen die moeten worden beantwoord bij het maken van beleid voor de gemeenten. In de eerste plaats de vraag hoe samenwerken zo kan functioneren dat jeugdzorg dichter bij de ouders/opvoeders en de jeugd zelf wordt georganiseerd. Het adagium: 1 gezin,1 plan, 1 hulpverlener lijkt de zorg laagdrempelig en dicht bij huis te kunnen realiseren. In de tweede plaats meent Thea Koster dat samenwerking zo kan worden vormgegeven dat het ook voor de kleine gemeenten een werkbare taak wordt. Samenwerken en specialiseren zijn kernwoorden bij het genereren van de oplossing.

Rob Oudkerk (De Jeugdfabriek) schetste een helder beeld van zowel de problematiek als van mogelijke oplossingen. In de eerste plaats stelde Oudkerk staat vast dat de helft van alle jongeren die in aanraking komen met de politie, een probleem hebben waarvoor allerlei hulporganisaties bestaan. Als deze jongeren tijdig zouden worden geholpen, kan enorme maatschappelijke winst wordt geboekt. Zijn belangrijkste aanwijzing: durf te stoppen met iets dat niet werkt! Daarvoor moet je als opdrachtgever wel weten wat er wel en niet werkt, wie wat kan doen voor welk bedrag en met welk product, waarbij je helder moet hebben wie er beter van wordt. Als dit allemaal bekend is, kun je beredeneren wat er moet gebeuren en hoe je dat kunt realiseren. (Presentatie Oudkerk)

Na de pauze werden in drie verschillende workshops best practices en inzichten uit de praktijk gepresenteerd. Door medewerkers van de gemeente Leeuwarden werd het Amaryllis project gepresenteerd. In Leeuwarden is onder die naam gestart met het doorbreken van specialisatie binnen het maatschappelijk werk. In plaats van allerlei hulpverleners op een jongere, oudere, gezin of een bepaalde situatie te richten, is het adagium ‘1 gezin, 1 plan, 1 hulpverlener’. En die hulpverlener is anders dan in het klassieke maatschappelijke werk proactief en gaat dus zelf op zoek naar de vraag. Bij wijze van spreken tot achter de voordeur. (presentatie Herder)

Wybe Cnossen van Elker (jeugd en opvoedhulp), hanteerde het perspectief van een instelling die te maken krijgt met 25 gemeentelijke opdrachtgevers, in plaats van één provinciale opdrachtgever. Hij ziet kansen voor gemeenten daar waar de verbinding gelegd kan worden tussen zorg, maatschappelijk werk en wonen in het lokale domein. Door de integratie en samenwerking kan beter worden ingezet op preventie, waardoor in het latere traject kan worden terugverdiend. (Presentatie Cnossen)

De derde workshop werd verzorgd door Peter Paul Doodkorte en Peter Voerman van de Provincie Drenthe. In Drenthe is van oudsher sprake van sterke samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en een sterke lokale gerichtheid. Bij de jeugdzorg is de provinciale visie dat je moet beginnen bij de vraag: wat is er in de directe omgeving en waar gaan de mensen naar toe? Als je daarbij aansluit is de kans op succes groter. De in Drenthe gehanteerde aanpak gaat uit van een gezamenlijke visie met de gemeenten, in plaats van alleen het maken van systeemafspraken. Hierbij hanteert men een vaste methode (positief opvoeden), is de hulp gericht op het versterken van de opvoeding en het werken aan de eigen verantwoordelijkheid van gezinnen. Hoe een en ander moet worden uitgewerkt lijkt nog een uitdaging, zeker omdat ook de wettelijke grenzen van het systeem niet alles toelaten. (Presentatie Voerman)

Presentatie Nota

Presentatie Oudkerk

Presentatie Nota

presentatie Herder

Presentatie Cnossen

Presentatie Voerman

Digitalisering, Openbaarheid en Privacy

Op 27 oktober 2011 vond de bijeenkomst Digitalisering, Openbaarheid en Privacy plaats in het gemeentehuis te Assen. Centraal thema was het spanningsveld rond digitalisering, openbaarheid en privacy in het publieke domein. Bestuurders leggen niet voor niets in het openbaar verantwoording af over hun handelen. Voor democratie is naast een sterke volksvertegenwoordiging transparantie immers onmisbaar. Digitalisering maakt dat informatie veel sneller beschikbaar is en dat er veel meer informatie beschikbaar is, waardoor transparant zijn steeds eenvoudiger wordt. Dit brengt echter de nodige vraagstukken met zich mee, waarop de overheid nog niet altijd een goed antwoord heeft. Op de bijeenkomst is een aantal van deze vraagstukken besproken en zijn mogelijkheden van digitalisering verkend.

Willem Smink (CvB voorzitter NHL Hogeschool) maakt duidelijk dat dit spanningsveld sterk zichtbaar wordt bij grote PPS projecten. Bedrijfsmatige belangen en openbaarheid gaan vaak niet hand in hand, maar omdat de burger uiteindelijk de rekening betaalt moet iedere afweging wel uitgelegd worden aan het publiek. Wanneer er te veel openbaar is of te vroeg, betaalt de burger ook weer de rekening (schade door speculatie).

Bert Westerink (Westerink advies) signaleert dat bestuurders en politici steeds makkelijker social media weten te gebruiken, maar daarbij niet altijd de consequenties overzien. Hoewel politici social media voor lijken te gebruiken om zichzelf te profileren, dienen zij zich bewust te zijn van het feit dat burgers de informatie van de overheid, door welke persoon dan ook, altijd waarderen als betrouwbaarder omdat de overheid nu eenmaal recht en rede nastreeft. Spelregels voor het gebruik van sociale media lijken dan ook gewenst, zeker nu de overheidsjuristen geen enkele grip hebben op de uitingen van bestuurders, wat voor een rechtscheppende instelling best gevaarlijk kan zijn.

Uit de voordracht van Aline Klingenberg (RuG onderzoeker) werd duidelijk dat de Europese rechter (EHRM) wellicht een ander standpunt heeft over het recht van burgers op overheidsinformatie en de bescherming van persoonsgegevens dan de Nederlandse wetgever. Hierbij geeft de Europese rechter aan dat er een breed recht op informatie bestaat en dat publieke informatie zwaarder weegt dan privacy, in ieder geval bij publieke personen. De discussie hierover is voor Nederland dan ook nog niet afgerond.

In de tweede helft van de bijeenkomst vonden drie workshops plaats. Een eerste workshop van Jaap de Koning (Witteveen+Bos) gaf uitleg over de rol van openbaarheid in PPS constructies. De vorm van samenwerking ontwikkelt, waarbij ook de verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemers anders komen te liggen. Hierbij hebben ook opdrachtgevers steeds vaker belang bij en behoefte aan openbaarheid.

Jan Jaap van Weringh (Gentleware) presenteerde de do’s en don’ts van het werken met en ontwerpen van een digitaal loket. Van belang is dat een heldere keuze wordt gemaakt in het doel dat het loket moet dienen: procesoptimalisatie voor de organisatie of klantgerichtheid. Dan is het eenvoudiger om het proces en de organisatie in te richten.

Marie Louise Borsje (ambtenaar 2.0) concludeert dat social media gedrag veranderen. Politici en ambtenaren gebruiken social media ieder op hun eigen manier (positie bepaalt twittergedrag). Twitter kan mensen verbinden, houding en overtuiging zichtbaar maken, het debat stimuleren en kennis vermeerderen. Op basis van een heldere doelstelling en zinnig gebruik kun je met social media veel bereiken en kennis verder ontwikkelen.

Hieronder kunt u de presentaties raadplegen, alsook delen van de informatiemap (informatiemap web).

Presentaties:

Media, recht en overheden (Westerink)

WOB en WBP (Klingenberg)

Informatie en Openbaarheid in PPS (De Koning)

Digitaal Loket (Van Weringh) 

Hieronder ook de filmpjes uit de workshop twitter:

http://youtu.be/8iQLkt5CG8I Filmpje Australische overheid ministerie van Justitie over richtlijnen social media gedrag.
http://youtu.be/IOylfep7x0g Filmpje Jan Bommerez. Plaatst social media in de context van maatschappelijke ontwikkeling.
– Meer informatie: www.ambtenaar20.nl

Workshop Festival Bestuurskunde

Op 16 februari 2012 verzorgde de VB Noord een workshop op het Festival der Bestuurskunde te Rotterdam. Thema was de kracht van de stad. In samenwerking met de gemeente Emmen, hebben we door middel van Emmen Revisited laten zien dat de kracht van de stad ligt in de kracht van iedere wijk! De workshop werd verzorgd door Simon Henk Luimstra – Emmen Revisited en Avelien Haan – VB Noord.

Emmen Revisited: wie snel wil, reist alleen, wie verder wil, reist samen

Wijkgericht werken, met actieve inbreng van burgers en maatschappelijke organisaties, om zo wijken en dorpen leefbaar te houden. Proactieve co-creatie en een samenwerkingscultuur tussen gemeente, wooncorporaties en bewonersorganisaties op basis van gelijkwaardigheid en dat al jarenlang: dat is het unieke van Emmen Revisited. Emmen Revisited opereert in het besef van de bijzondere kwaliteit die de wijken hebben en vanuit het inzicht dat vernieuwing noodzakelijk is, voor een duurzame sociale ontwikkeling van wijken en dorpen.

De aanpak die in Emmen zo succesvol is geweest is nu ook te vinden op de VNG website (handreiking interactieve beleidsvorming gemeente Emmen).

Werken naar vermogen?

Op 24 mei 2012 vond in de NHL Hogeschool te Leeuwarden de studiebijeenkomst Werken naar Vermogen? plaats. De bezuiniging op de sociale werkvoorziening is speciaal voor Noord Nederland een vraagstuk met veel impact, omdat hier relatief veel mensen in de sociale werkvoorziening werkzaam zijn. De doorstroming vanuit de werkvoorziening naar regulier werk is echter zeer beperkt. Duidelijk is dat het systeem van de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm niet in stand kan blijven. De Wet Werken naar Vermogen (WWNV)  biedt nieuwe kaders. De kaders zijn echter nog niet vast en er wordt in de Tweede Kamer nog heftig gedebatteerd.

Albert Bruins Slot, directeur van Alescon en betrokken bij vakorganisatie CEDRIS geeft aan dat dit debat wel bijzonder is, want over de uitgangspunten van deze wet is iedereen het met elkaar eens. Uitgangspunten zijn dat de wet decentraal moet worden uitgevoerd, dat de instroom in de sociale werkvoorziening/wajong moet worden beperkt, dat het systeem van re-integratie in huidige vorm niet gehandhaafd kan blijven en dat de idee geaccepteerd is dat mensen werken voor een uitkering. De WWNV stelt het arbeidsvermogen van mensen vast, wie op basis daarvan behoefte heeft aan een beschutte werkplek, krijgt die ook. Zo niet, dan kun je, eventueel met ondersteuning doorstromen in regulier werk. Helder is dat beschut werk altijd verliesgevend zal zijn. Doel van een WSW bedrijf moet dan ook zijn: het ontwikkelen van mensen. In samenwerking met zorg en onderwijs liggen hier perspectieven. Voorwaarde is dat wordt gedacht vanuit doelgroepen.

Anja Kanters, directeur van Donkergroen, lichtte het perspectief van de werkgevers toe. Uitgangspunt: de maatschappij moet leren mensen met een arbeidsbeperking te accepteren. Daarin kun je als bedrijf een belangrijke rol spelen. Als bedrijf dat mensen met een beperking wil inschakelen, loop je tegen twee zaken aan. In de eerste plaats de ingewikkelde structuren en regeldruk vanuit de overheid, waardoor het makkelijker wordt om mensen te detacheren dan daadwerkelijk aan te nemen. Maar belangrijker, je moet de medewerkers in je bedrijf voorbereiden op de sociale kant van de doelgroep. Daar moet je mee leren om gaan willen de reguliere medewerkers en de medewerkers met een beperking samen goed werk afleveren. Een bedrijf heeft een aantal randvoorwaarden nodig: er moet ruimte zijn om te praten over de loonwaardebepaling, een werkbare structuur voor contractafspraken is gewenst (aanbesteding werkt belemmerend), en je moet accepteren dat niet alles dichtgetimmerd kan worden.

Arjen Edzes, onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen, schetste de perspectieven op de arbeidsmarkt in Noord Nederland. Kernvraag is, zijn er voldoende banen op de arbeidsmarkt voor dit soort mensen? Veelal kan beleid wel de juiste prikkels voorschrijven, maar of er daadwerkelijk ruimte is, wordt met beleid niet opgelost. Zijn onderzoek laat zien dat er onvoldoende volume is op de arbeidsmarkt om mensen met een beperking een reguliere baan te geven. Daarnaast zien we dat in de structuur van de arbeidsmarkt, de vraag naar hogere functies toeneemt, maar de vraag naar meer elementaire functies afneemt, terwijl het aanbod van mensen voor juist deze functies zal toenemen. De oplossing is om op zoek te gaan naar taken, niet naar banen. Een andere oplossing is om niet kaal op te leiden, maar opleiden te relateren aan werk.

In een eerste workshop hebben Rob Christenhusz en Manon Balk de pilot loondispensatie bij de gemeente Oldenzaal gepresenteerd. Het WSW bedrijf wordt ontmanteld en de gemeente gaat weer zelf bemiddelen. De aanpak houdt in dat de casemanager een kleine workload krijgt en zodra die mensen zijn geplaatst weer een nieuwe caseload krijgt, zo blijft de aanpak kleinschalig en overzichtelijk. Daarnaast is er een warm netwerk met het MKB, dat vanuit specifieke doelgroepen wordt benaderd. De eerste resultaten zijn positief, zelfs zonder loondispensatie kunnen mensen doorstromen naar regulier werk. Loonwaarde wordt onafhankelijk bepaald en alle informatie hieromtrent is in een handig pakket voor de werkgevers gebundeld. Vanuit de gemeenten in het Westerkwartier is een toekomstverkenning gedaan naar de sociale werkvoorziening. Eric Paré maakte duidelijk dat er een wake up call nodig is. De rol van werkgevers wordt belangrijker dan ooit en raden moeten keuzes maken over de budgetten die ze beschikbaar willen stellen voor begeleiding etc. Albert Bruins Slot heeft in de laatste workshop de ontwikkeling van Alescon toegelicht. Het bedrijf heeft zich ontwikkeld als een mensontwikkelbedrijf, waarbij mensen worden ondersteund in het toewerken naar een reguliere baan (van binnen naar buiten). Voor het bijhouden van de ontwikkeling van mensen is een instrument ontwikkeld. Voor iedere stap verder naar buiten zijn andere afspraken nodig, passend bij de doelgroep, zodat die zich verder kan ontwikkelen.

Bruins Slot plenair

Christenhusz

Pare

Bruins Slot workshop

de presentatie van Arjen Edzes kunt u opvragen via: http://www.rug.nl/staff/a.j.e.edzes/index

Interbestuurlijk toezicht 2.0

Op 1 november organiseerde de VB Noord in het Provinciehuis van de provincie Groningen een studiemiddag over Interbestuurlijk Toezicht 2.0. Tijdens de bijeenkomst is aan de hand van een aantal inleidingen de kansen en spanningen in het nieuwe stelsel van toezicht op de gemeenten verkend.

Het wetgevingsproject “Revitalisering generiek toezicht” heeft ten doel specifiek interbestuurlijk toezicht op afzonderlijke beleidsterreinen zoveel mogelijk terug te dringen. Het toezicht van de ene overheid op de andere wordt beperkt tot een algemene bevoegdheid om in te grijpen indien de lagere overheid in gebreke blijft. Een tweede vereiste dat aan het gerevitaliseerde generieke toezicht wordt gesteld is, dat de bevoegdheid tot uitoefening van interbestuurlijk toezicht altijd dient te berusten bij het naast hogere bestuursniveau. In concreto betekent dit, dat het toezicht op gemeentebesturen steeds de verantwoordelijkheid is van gedeputeerde staten, en dat het rijk uitsluitend interbestuurlijk toezicht op de provinciale besturen uitoefent. De provinciale besturen maken zich op om de nieuwe toezichtstaak op zich te nemen. Die taak betekent vooral: informatie verwerven over het functioneren van de gemeentebesturen. Maar wat voor informatie? En hoe komt het provinciaal bestuur aan de gewenste informatie? In de memorie van toelichting staat dat de provincie zich in de toezichtstaak moet kunnen baseren op de informatie die het college van B&W aan de gemeenteraad stuurt. De provincies geven zelf ook aan gebruik te willen maken van de informatie waarmee de gemeenteraad stuurt. De vraag is of dit ook de verhouding tussen college en raad in de gemeenten gaat wijzigingen. Moet de gemeenteraad de door hem gestelde kaders ineens moet gaan controleren in het licht van de wensen van de provincie?

Rob de Greef (VU) gaf in een eerste lezing aan op welke wijze het nieuwe toezicht wettelijk is ingericht. Het nieuwe stelsel geeft meer bevoegdheden aan Gedeputeerde Staten. Zo kan GS bijvoorbeeld een besluit verstrekking systematische toezichtinformatie nemen, dat aan de gemeente een informatieplicht oplegt, om haar toezichttaken goed te kunnen uitvoeren. Voor de gemeenten is er rechtsbescherming tegen willekeurig ingrijpen. De mate van bescherming hangt af van het soort ingrijpen dat de GS doet (vernietiging of in de plaats treding).

Heinrich Winter (RuG) gaf een kritische bespreking van de totstandkoming van de revitalisering. Het idee was de toezichtlast voor gemeenten te beperken, maar was die toezichtlast er wel? Zo zijn er maar 25 besluiten vernietigd in de afgelopen 20 jaar. En is het generieke toezicht dat voor het specifieke toezicht in de plaats komt wel echt een verbetering? Hij ziet drie mogelijke scenario’s voor zich: er gebeurt niets, er ontstaat een auditexplosie of op termijn maakt het specifieke toezicht een come-back.

Max van den Berg (CdK Groningen) plaatste het interbestuurlijk toezicht in het breder kader van de terugtred van de overheid, ten gunste van grotere ruimte voor maatschappelijke initiatieven. Daarbij benadrukte hij dat de overheid niet voor niets wel de macht heeft om eigenstandig in te kunnen grijpen, ten behoeve van diezelfde maatschappij. De gemeenteraad is een eerste toezichthouder en er wordt ook veel van de raden verwacht. Zij hebben eenzelfde rol, maar er wordt een nieuwe houding gevraagd. Lukt het de gemeenteraden niet deze nieuwe houding aan te nemen, dan zal de provincie meer gaan sturen op de informatievoorziening.

Na de plenaire lezingen waren er twee workshops, waarin de pilots van de provincie Friesland in Achtkarspelen en van de provincie Groningen in Hoogezand-Sappemeer centraal stonden.

De provincie Friesland kiest sterk voor een opbouw van het interbestuurlijk toezicht op basis van het model van het financieel toezicht. Daarbij is de visie dat toezicht al in de kaderstellende rol van de raad zit. De provincie heeft samen met de medewerkers op een beleidsterrein waarop wettelijk toezicht is indicatoren ontwikkeld waarop wordt gemeten en gescoord. Deze scores worden besproken met de provincie en die wil de resultaten en aandachtspunten ook terugzien in de risicoparagraaf of in de begroting voor het komende jaar. Vanuit Achtkarspelen is de ervaring dat de exercitie heeft geleid tot een helder overzicht van taakvervulling en taalverwaarlozing, waardoor ook tijdig kan worden ingegrepen.

De provincie Groningen ontwikkelt in samenwerking met medewerkers van de gemeente Hoogezand-Sappemeer een model voor interbestuurlijk toezicht waarin aan de hand van een risicoanalyse wordt bepaald wat de minimale kwaliteit is van de uitvoering op een bepaald terrein. De afspraken die op basis daarvan totstandkomen worden vastgelegd, waarbij ook wordt verwacht dat de gemeenteraad zich daaraan committeert. Het provinciale toezicht wordt op die manier voorspelbaar en transparant. Voor de provincie is van belang dat die afspraken door alle gemeenten in de provincie worden onderschreven. Lukt dat niet, of wenst een bepaalde raad een afwijking daarvan dan overweegt de provincie met een verordening te komen waarin als het ware van bovenaf wordt bepaald welke informatie de provincie wenst te krijgen over de gemeentelijke taakuitvoering.

Presentaties:

Rob de Greef

Max van den Berg

Heinrich Winter http://prezi.com/vzuoemlj44kw/waar-blijft-het-interbestuurlijk-toezicht/

Pilot Hoogezand Sappemeer

–          Ineke de Jonge/Harry Coerts, provincie Groningen

Pilot Achtkarspelen

Oeds Holthuis/gemeente Achtkarspelen

Henk Kemper, provincie Fryslan

Burgemeester: boven de politiek?

Op 8 november 2013 organiseerde VB Noord een studiemiddag over de burgemeester. Na meer dan een decennium dualisme kunnen we constateren dat de dualisering van de verhoudingen binnen het gemeentebestuur een onvoorzien effect heeft gehad op de positie van de burgemeester. Twee belangrijke ontwikkelingen zorgen er voor dat opnieuw gekeken wordt naar de positie van de burgemeester. In de eerste plaats hebben zich de laatste jaren relatief veel burgemeesterscrises voorgedaan. De burgemeester zou bestuurlijke rust moeten brengen en boven de partijen moeten staan. Maar dat is moeilijker nu hij meer afhankelijk is geworden van de gemeenteraad. Een tweede ontwikkeling waardoor we anders naar de burgemeester zijn gaan kijken is de vergroting van zijn rol in het veiligheidsdomein. De burgemeester kan met een beroep op de openbare orde allerlei ingrijpende maatregelen nemen in de openbare ruimte, maar ook achter de voordeur. De burgemeester is daarmee een zichtbare functionaris geworden met een stevige portefeuille en een politieke rol.

De eerste inleider tijdens het plenaire deel, Douwe Jan Elzinga, hoogleraar Staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, plaatste de burgemeester in Nederland binnen de algemene democratische verhoudingen op lokaal niveau. Nederland is een van de weinig landen met een benoemde burgemeester.  Benoeming is een goede basis voor een neutrale ambtsuitoefening (pouvoir neutre) – en dat heeft, aldus Elzinga, grote voordelen. We willen zowel een neutrale als een gekozen burgemeester, maar die twee laten zich niet combineren. Wordt de burgemeester benoemd, dan is er een goede basis voor een neutrale ambtsuitoefening. De uitbreiding van het aantal taken en bevoegdheden van de burgemeester zoals die de afgelopen jaren gestalte heeft gekregen  heeft deze neutraliteit onder druk gezet. De kanteling naar een minder neutrale burgemeester is ingezet, maar het is de vraag of die wenselijk is.

Als tweede inleider betoogde burgemeester Ferd Crone van Leeuwarden dat er eigenlijk geen sprake is van een echte benoeming door de kroon, de keuze van de raad wordt immers bijna altijd overgenomen. Feitelijk benoemt de raad, en het is ook de taak van de burgemeester om het vertrouwen van de raad vast te houden. Dit in alle verschillende rollen die de burgemeester heeft, zowel beleidsinhoudelijk, als meer politiek. Een rechtstreekse verkiezing lijkt politiek niet wenselijk, maar een verkiezing door de raad zou goed passen bij de feitelijke rol van de burgemeester. Tot slot van het plenaire deel gaf Cees Bijl van Emmen aandacht aan de veelheid van bevoegdheden van de burgemeester. Hij waarschuwde dat toenemende inhoudelijke bevoegdheden op het terrein van veiligheid niet samen gaan met een gekozen burgemeester. Veiligheid is immers wel een politiek probleem, maar geen partijpolitiek probleem.

In de workshops kwamen specifieke onderwerpen aan de orde. Sylvia te Wierik, districtschef verkende de sturingsproblematiek in de gezagsdriehoek. Door de nationale politie, is de situatie ontstaan dat 9 gemeenten vertegenwoordigd zijn in de driehoek voor 1 team. Daardoor bestuurt de gezagsdriehoek maar weinig, en worden de echte afspraken vooral bilateraal gemaakt. Een sleuteldocument kan een gezamenlijk veiligheidsplan zijn, maar dat vergt veel afstemming met zoveel gemeenten.

Tijdens de workshop over de informatiepositie van de burgemeester op het terrein van Sociale Veiligheid presenteerde Melle Schol van Pro Facto de uitkomsten van een landelijk onderzoek. Burgemeesters worden redelijk goed geïnformeerd door de politie en het Openbaar Ministerie, maar de relaties met andere informatieleveranciers, zoals woningcorporaties en welzijnsorganisaties is minder hecht. Ook de precieze afstemming met de politieorganisatie vraagt nog aandacht. De burgemeester moet daar specifiek op sturen, zodat hij naar behoefte, wat betreft frequentie en detailniveau wordt geïnformeerd. Dat is ook in elke lokale setting anders en de politieorganisatie mist soms een antenne voor die context. De aanwezige burgemeesters en medewerkers openbare orde van gemeenten ondersteunden de bevindingen en kleurden deze verder in voor hun eigen lokale situatie.

In de workshop Het nieuwe profiel van de burgemeester besprak moderator Linze Schaap in dialoog met de zaal een aantal nieuwe kenmerken die het ambt van burgemeester heden ten dage typeren. Daarbij kwam steeds ook de vraag aan de orde of die nieuwe rollen en functies aanleiding zijn om de wijze waarop een burgemeester tot het ambt wordt geroepen te veranderen. Schaap prikkelde de aanwezigen met stellingen dienaangaande, maar zijn toehoorders bleken er over het algemeen niet zo van overtuigd dat de wijze van aanstellen van een burgemeester ingrijpende wijziging behoefde.

Overheidsorganisaties: van 2.0 naar 3.0?

Verslag VB Noord studiemiddag te Emmen op 9 mei 2014

Er is niet aan te ontkomen: de overheid verandert. Participatiesamenleving, schaalvergroting, netwerkoverheid, overheid 3.0, transities in het sociaal- en veiligheidsdomein: er ontstaat een andere overheid. Maar hoe anders is dat dan? Wat is de impact van al deze ontwikkelingen op de  dagelijkse praktijk in de overheidsorganisatie? Verandert de overheid van een participatieve staat (2.0) in een netwerkpartner (3.0)? Op de studiemiddag stond centraal hoe overheden in de praktijk vormgeven aan deze nieuwe rol en welke dilemma’s zich daarbij voordoen.

Albertjan Tollenaar begint met de vraag waar we de burger nu eigenlijk bij willen betrekken. En hoe? De keukentafel lijkt geschikt, maar als er ineens regels en aansprakelijkheden om de hoek komen kijken, is het dan nog wel het geschikte instrument? Hij signaleert drie tegenstellingen: gaat het bij participatie om beleidsverrijking of om bezuiniging? Bestuurt de buurt of regeert de dorpspolitiek? Is de overheid afzijdig of toch nog steeds eindverantwoordelijk? René Monnikhof verkent met ons de wijze waarop de Provincie Fryslân werkt aan eigentijds beleidsvorming. Daarbij maakt hij de analogie van het koken. Je krijgt als burger of instelling de ingredienten….maar wat je ermee gaat doen, en hoe je dat gaat doen, dat is aan jezelf. Dit houdt wel in dat je als overheid moet durven loslaten en je moet aanpassen aan het tempo van de maatschappij. De rol van de overheid wordt dan ook anders….de pyromaan die het vuur in de maatschappij ontsteekt, of de makelaar die vraag en aanbod beter koppelt. Marco Florijn vertelt over de omslag die hij in de organisatie van de gemeente Rotterdam heeft willen realiseren. De omslag was om gericht op de doelgroep af te stappen, met goede sociaal werkers, in de omgeving van de doelgroep. Het proces en de organisatie is ingericht op de leefwereld van de burger. Dat kan alleen als je harde en heldere  keuzes durft maken en geen onnodige bureaucratie organiseert, en dan dus ook af en toe een misser accepteert. De politiek gaat dan wel een steeds kleinere rol spelen.

Dit wordt ook zichtbaar in de workshops. Amaryllis (presentatie Marloes Schreur), de werkwijze van de gemeente Leeuwarden in sociale teams leidt er ook toe dat de wijk die dat wil, steeds meer kan organiseren, zelfs zo dat politieke keuzes niet meer in de politiek worden gemaakt. Stel een wijk organiseert zijn eigen vervoer….wat vindt een taxibedrijf of de busmaatschappij daarvan? Het is dus zaak om het proces goed te begeleiden….wat wil de wijk, welke belangen zijn er en zijn ze allemaal meegenomen? Het kennen van zowel de wijk als de politiek is noodzakelijk om de sociale teams goed te laten functioneren, zeker als ook onderwerpen als leefbaarheid door sociale teams worden opgepakt.

In de workshop Emmen Revisited (presentatie Simon Henk Luimstra werd duidelijk dat participatieve vormen niet zomaar vast te leggen zijn. In de beginfase was de werkwijze in de wijken te kenmerken als een straattheater, waarbij de spelers bij elkaar gezet werden, maar duidelijk een eigen rol speelden. Op den duur wringt dan de verhouding met de politiek en de organisatie. Nu wil Emmen Revisited steeds meer toe naar een meespeeltheater……vooraf geen vaste doelen en de spelers echt inbreng laten hebben. Dat vergt wel wat van de organisatie.

In de workshop Anders Groeien (Liesbeth Engelsman en Ron Bethlehem) werd het model van de keukentafel, of de meepraathoek, toegepast op de ontwikkeling van de omgevingsvisie. Daarbij zou er ook voor de bewoners en belangen relevante informatie moeten zijn, veelal kwalitatieve informatie. Daarvoor heeft de Provincie informatie geordend op praatplaten. Zo ontstaan er andere discussie en worden andere afwegingen gemaakt. Wel loopt de organisatie er tegen aan dat het moeilijk is om deze informatie en afwegingen ook daadwerkelijk mee te nemen, als het gehele beleidsproces en de control daarop nog op de traditionele wijze is ingericht.

Sterk in Samenwerking

Op 7 november organiseerde de VB Noord een studiemiddag onder het thema: Sterk in Samenwerking. Bij het uitvoeren van taken, het gebruikmaken van een  gemeenschappelijke organisatie en op bestuurlijk terrein: iedere gemeente in Nederland werkt op minimaal 15 taakgebieden samen met andere gemeenten. Daarnaast werken gemeenten samen met allerlei maatschappelijke partners en andere bestuurslagen. We zijn sterk in samenwerking, zou je kunnen zeggen. Maar zo wordt dat vaak niet ervaren. Samenwerken zou taakuitvoering onoverzichtelijk maken, tot verlies van grip leiden en de overheid voor de burger onbegrijpelijk maken. Er wordt dan ook naarstig gezocht naar de meest adequate vormen van samenwerken en het vereenvoudigen van bestaande regelingen.

Henriette vd Heuvel besprak de motieven voor samenwerking tussen gemeenten. Ook al lijkt er veel te worden samengewerkt, gemeenten doen toch altijd nog het meeste zelf. Samenwerking wordt ingezet om kwaliteit te verbeteren, kosten te verminderen en kwetsbaarheid te verminderen. Daarbij maken gemeenten steeds de keuze tussen standaardisatie of maatwerk, verankering of flexibiliteit. Deze keuzes hebben impact op de organisatie en het niveau van dienstverlening aan de burgers. Draagvlak is in een samenwerkingstraject dan ook essentieel.

Rob de Greef nam ons daarna mee in een stappenschema voor het kiezen van de juiste vorm voor de samenwerking. Een eerste stap is het bepalen van het type taak waarop je samenwerkt (beleidsbepalend, uitvoerend, bedrijfsmatig). Daarna bekijk je hoe je gaat uitvoeren, zelfstandig, samen of door uitbesteding. Een derde stap is het kiezen van het type relatie, variërend van gezamenlijke intenties tot herindeling. Daarna kom je pas toe aan de keuze voor een vorm voor de samenwerking (netwerkstructuur, afstemming of een eigen organisatie). De vorm wordt tenslotte juridisch vastgelegd. Bij iedere vorm spelen weer andere juridische vragen. Een en ander kunt u terugvinden in de presentatie.

Chantal Buchinhoren en Jacqueline van den Ban (Bureau Drechtsteden) vertelden als laatste plenaire lezing hun ervaringen met de samenwerking in Drechtsteden. Doordat er een duidelijke gezamenlijke opgave lag, was het niet moeilijk om draagvlak en urgentie te vinden om samen te gaan werken. Zodra zich een vraagpunt voordoet in de samenwerking wordt deze geanalyseerd vanuit de ambities (niet zozeer de belangen), vertrouwen en governance. Dilemma’s die steeds weer terugkomen zijn: draagvlak versus draagkracht, regionaal versus lokaal, autonomie versus complexiteit

In de workshops stonden het proces van samenwerking, informatie in de samenwerking en grip op de samenwerking centraal. Henriëtte van de Heuvel verkenden met de deelnemers de 7 stappen in een succesvol samenwerkingsproces. In een tweede workshop stond de informatiehuishouding bij samenwerking centraal (Verheul-Haan). Door de toenemende digitalisering is het onvermijdelijk dat de informatie die nodig is voor de uitvoering van taken als vroeg in het samenwerkingsproces wordt afgestemd, om te voorkomen dat men achteraf voor hoge uitgaven staat in het aanschaffen of ontwikkeling van nieuwe systemen. De laatste workshop was specifiek gericht op de rol van raadsleden in een samenwerking (John Smits van Arena Consulting). Tips die hij de raadsleden meegaf waren onder meer: focus op een beperkt aantal kerntaken, stuur bewust (zie je meer als opdrachtgever of als eigenaar?), let op de informatiestroom en kies je momenten bewust, stel de juiste vraag in de juiste fase van het beleidsproces.

Kansen voor de arbeidsmarkt

Op vrijdag 17 april organiseerde VB Noord het congres ‘Kansen voor de Arbeidsmarkt’ in De Kanselarij te Leeuwarden. De arbeidsmarkt lijkt een ongrijpbaar geheel waarop meerdere overheidslagen en andere instellingen proberen greep te houden. Ronald de Jong van de gemeente Groningen gaf een overzicht van hoe er op de arbeidsmarkt wordt gestuurd. Grip houden op de arbeidsmarkt is bijna onmogelijk omdat de arbeidsmarkt heel divers, maar vooral heel complex is. De gemeente probeert hierop in te spelen door te stimuleren, te faciliteren en door inventief te zijn. Ineke Donkervoort, voorzitter van het collegebestuur van het Drenthe College vertelde over de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is zo onvoorspelbaar, dat van een echte aansluiting geen sprake kan zijn. Wel is het de taak van opleidingsinstanties om de start van jongeren op de arbeidsmarkt beter te maken en om ervoor te zorgen dat de jongeren over ’21ste eeuwse vaardigheden’  zoals netwerken beschikken. De laatste plenaire spreker was Jan Dirk Gardenier (directeur CAB Onderzoek en Advies). Hij gaf in zeer korte tijd een helder en duidelijk beeld van de arbeidsmarkt en economie in Noord-Nederland. De interessante feiten en cijfers kunnen worden nagekeken in de presentatie!

Na deze drie lezingen, was er ruimte voor drie verschillende workshops. De vraag die tijdens workshop 1 centraal stond was ‘hoe wordt er gezorgd voor minder mensen op de bank?’. Henk Klaver, directeur van Projectenbureau Drenthe, stroopte zelf zijn mouwen op en legde aan de hand van een aantal voorbeelden wat volgens hem oplossingen zijn voor dit probleem. Een eerste oplossing is dat overheid de straat op moet gaan en met werkloze burgers moet spreken. Je moet weten waar je het over hebt als je oplossingen gaat verzinnen! Daarnaast moet er meer gedeeld worden. Stel dat een opticien dezelfde taken kan doen als een oogarts, die er geen tijd voor heeft. Dan kun je als overheid op zoek naar hoe je het zo kunt organiseren dat beide partijen baat hebben bij de verschuiving van taken. Dat vereist denken buiten kaders en delen van informatie.

Tijdens workshop 2, werd het thema groen onderwijs in het MBO behandeld. Deze workshop werd geleid door Ton Stierhout, voorzitter van CvB Nordwin College. Het doel van het Nordwin College is om haar studenten te leren en inspireren om een duurzame en mooie wereld te maken. Opleidingen op het MBO worden steeds breder, zodat studenten ook als de markt verandert, nog aan het werk kunnen. Het is belangrijk om bij de arbeidskansen niet alleen naar Nederland te kijken, maar ook naar de internationale kansen op de wereld.

Het thema van workshop 3 was ‘Hoe bereik je als overheid de ondernemer?’. Onder leiding van Gerard Kremer (voorzitter MKB Noord) werd hierover gediscussieerd. Men kwam tot de conclusie dat er twee soorten MKB’ers zijn, namelijk de ondernemer en de professional met een eigen bedrijf. Het verschil kan men opmerken door vragen te stellen aan de MKB’er en door geïnteresseerd te zijn in zijn of haar bedrijf. Zo komt men erachter wat de drijfveer van de MKB’er is.  Dan ontstaat er een gesprek en kun je verder praten over hoe bijvoorbeeld mensen uit de kaartenbak in de visie van de ondernemer passen.